Dit artikel is verschenen in de Basics 2-2024
Kinderen die na een uithuisplaatsing in pleegzorg terechtkomen, ervaren een verlies. Verlies van dagelijks contact met hun ouders en van hun eigen omgeving. Rouwen om dat verlies hoort daar bij. Het kind moet tegelijk een weg vinden in de nieuwe situatie. Dat maakt het soms lastig om de signalen van rouw goed te herkennen.
Veel pleegouders zullen herkennen dat een kind dat nog maar net in hun gezin woont, zich snel aanpast. Dat is een reactie op de gebeurtenissen. Het kind heeft een pijnlijke scheiding met de eigen ouder(s) achter de rug. Vaak geven kinderen zichzelf daarvan de schuld. En hebben ze het gevoel niet goed genoeg te zijn. In het pleeggezin doet het kind zijn of haar best om niet tot last te zijn en zo een nieuwe afwijzing te voorkomen.
Afstand houden
Ander gedrag dat kinderen in een nieuw pleeggezin laten zien, is afstand houden. Het kind laat de pleegouders niet dichtbij komen. Daaronder ligt een angst om ook dat contact weer te verliezen. Pleegouders kunnen voelen dat het lastig is om echt contact te maken met het kind. Zij staan voor de taak om het kind tijd en ruimte en onvoorwaardelijke zorg en nabijheid te geven, zodat het vertrouwen in hen kan groeien.
Rouw
Rouw is een emotionele reactie op de confrontatie met het verlies van iemand of iets waar je veel om geeft. Elk kind in pleegzorg krijgt hier mee te maken als het niet meer bij de eigen ouders kan wonen. Een uithuisplaatsing betekent voor dit kind verlies en dus ook rouw. Ook wanneer de ouder(s) niet voldoende in de behoeften van het kind konden voorzien of wanneer de eigen omgeving niet goed voor hen was. Het kind rouwt om de moeder of vader die niet (meer) in de buurt is. Of om het gemis van de eigen kamer, de vertrouwde woonplek en de eigen omgeving. Ook het verdriet en de rouw van de eigen ouders raken vaak het kind. Het ouderschap verandert met de uithuisplaatsing ingrijpend. Dat kan de situatie voor het kind extra moeilijk maken. Een rouwproces bestaat uit verschillende fasen. Het herkennen van de signalen van elke fase is lastig. De signalen zijn er niet de hele dag en ook niet elke dag. Bovendien wisselen de fasen elkaar af. Een kind kan tijdelijk teruggaan naar een vorige fase. Die stap is soms nodig. Vaak kan een kind daarna weer verder naar een volgende fase.
Ontkenning
De eerste fase is die van ontkenning. Het kind kan dan het eerder genoemde, aangepaste gedrag laten zien. Doel daarvan is niet afgewezen te worden. Soms komt het voort uit de schok van in een onbekende situatie te zijn beland. Daarnaast kan het kind ook laten merken dat hij of zij niet 'zomaar' zal invoegen of in het pleeggezin zal blijven. Dit vanuit de gedachte: 'Ik hoef hier niet te blijven'. Het kind wil zichzelf (en mogelijk ook de omgeving) overtuigen dat de uithuisplaatsing tijdelijk is. Van pleegouders vraagt dit geduld. Het kind heeft ruimte en tijd nodig om te wennen aan de nieuwe situatie. Ook erkenning dat het kind niet zelf gekozen heeft voor deze ingrijpende verandering, kan helpen.
Boosheid
De volgende fase, die van boosheid, volgt na verloop van tijd. De boosheid is vaak op de pleegouders gericht. Dat komt meestal door loyaliteit naar de eigen ouders. In veel gevallen is er nog geen vertrouwensband tussen de pleegouders en het kind. Dat maakt het in deze fase voor pleegouders een uitdaging om met de emoties van het kind om te gaan. Voor pleegouders kan het helpen te bedenken dat deze boosheid een uiting is van allerlei overspoelende en pijnlijke gevoelens. Het kind weet daar geen raad mee. Vanuit loyaliteit naar de eigen ouder(s) kan een kind denken dat het zich moet afzetten tegen de pleegouders. Of het kind voelt onmacht over alles wat er is gebeurd. Het herkennen en erkennen van de verwarring en de pijnlijke emoties achter de boosheid, is in deze fase de taak van de pleegouders. Het kind kan dan de eigen emoties beter gaan begrijpen. Het lukt dan ook vaak beter om weer te kalmeren.
Zichzelf de schuld geven
De derde fase in het rouwproces is die van onderhandeling. Het kind geeft zichzelf de schuld van de uithuisplaatsing en heeft het gevoel niet goed genoeg te zijn of iets niet goed genoeg gedaan te hebben. Het kind probeert zich zo te gedragen dat hij of zij misschien weer terug mag naar huis. Het gaat als het ware een onderhandeling aan vanuit de gedachte: 'Als ik maar lief ben, mag ik vast weer terug naar mijn ouders'. Het is belangrijk dat kinderen in deze fase leren dat zij nooit verantwoordelijk zijn geweest voor wat er is gebeurd. De uitdaging voor de pleegouders is om de positieve intenties van een kind te benoemen en te waarderen en tegelijk de inspanningen van het kind te begrenzen.
Somberheid
In deze fase beseft het kind dat de situatie onomkeerbaar is en kan het intens verdrietig zijn. Dit is normaal en passend in een rouwproces. Het kind kan verdrietig zijn om het gemis van de biologische ouder(s) en het gemis van alles wat vertrouwd en bekend was. Het kan helpen om tastbare herinneringen of voorwerpen van het kind in de nieuwe omgeving te hebben, zoals foto's van de biologische ouder(s) of familie of wat eigen spullen van het kind uit zijn of haar oorspronkelijke woonsituatie. Wanneer het verdriet constant aanwezig is en het leven van een kind overheerst, is het belangrijk dit goed in de gaten te houden. Pleegouders en hulpverleners moeten dan kijken of het verdriet draaglijk is of structureel wordt en er sprake is van depressieve symptomen. Dan is het organiseren van passende hulpverlening van belang.
Berusting
De laatste fase is die van berusting. Het kind accepteert de situatie en kan zich verder ontwikkelen. Het is helpend voor het kind als het een betekenisvolle relatie met zijn biologische ouder kan houden, wat wordt ondersteund door de pleegouders. De fase van berusting komt wanneer er ruimte is voor alle emoties die het kind ervaart en hij of zij leert vertrouwen op de pleegouders. Een kind leeft dan in het pleeggezin met of voorbij het verlies. De pleegouders zullen merken dat ze meer echt in contact zijn met het kind. Gedrag vanuit angst en afweer neemt af en het kind krijgt meer ruimte voor ontwikkeling op verschillende leefgebieden.
Opnieuw rouwen
Als een kind ouder wordt en in een andere levensfase terecht komt, kan de rouw weer opkomen. Bijvoorbeeld in de vorm van (weer) veel verdriet over het verlies wanneer het kind in de puberteit komt. De gevoelens en emoties van toen kunnen en mogen er zijn, naast het leven bij het pleeggezin in het hier-en-nu.
Hoe kun je als pleegouder helpen?
Bij rouw en verlies willen we vaak van alles doen, zeker als het kinderen betreft. Vaak is erkenning van de (soms heftige) emoties en een luisterend oor de basis. Het kind geeft zichzelf vaak de schuld van de uithuisplaatsing gedurende het grootste deel van het rouwproces. Hoe langer onduidelijk blijft waar het kind zal wonen, hoe schadelijker dit kan zijn.
Daarnaast kunnen pleegouders de emoties voor een kind 'hanteerbaar' maken. Dat doen ze door enerzijds veel erkenning te geven voor de emoties van het kind - verdriet hoort bij rouw en verlies - en voor de loyaliteit van het kind naar de eigen ouders. Erkenning geven kan in de vorm van benoemen wat je ziet gebeuren of van wat het kind van binnen kan voelen. Bijvoorbeeld: 'Je zit misschien niet zo lekker in je vel en mist je ouders. Als je wil, kunnen we het er samen over hebben.' Tegelijk is het goed om de emoties wat in te kaderen en in perspectief te plaatsen. Bijvoorbeeld door op een tastbare manier de herinneringen aan de ouders of familie van herkomst te waarborgen met foto's, een herinneringendoos, een dagboekje, samen knutselen, wandelen, enzovoort. De gevoelens van toen kunnen en mogen er zijn, naast het leven dat het kind bij het pleeggezin heeft in het hier-en-nu.
Pleegouders en hulpverleners moeten in de fase van somberheid erop alert zijn dat deze fase voor een kind niet te lang duurt. Als het intense verdriet constant aanwezig is en het leven van het kind overheerst, kan het nodig zijn om passende hulp in te schakelen.