Vragen stellen aan uw kind

Dit artikel verscheen eerder in de Basics 4-2010

Marika is een zesjarig meisje dat op de leeftijd van drie jaar vanuit Zuid-Afrika werd geadopteerd. Met deze ouders had ik eens een gesprek over de angsten en de grote onzekerheid die Marika laat zien. Uit de beelden van een video-opname van het gezin en het gesprek dat we daarover hadden kwam naar voren dat de ouders hun dochter heel goed volgen en begrijpen maar de neiging hebben Marika veel vragen te stellen. Wellicht de uiting van een democratische geest, maar in de opvoeding niet altijd even effectief, zoals u hieronder zult lezen...

Haar mening telt

De eerste jaren in het leven van Marika hebben in het teken gestaan van verlies, veranderingen en onzekerheid. Zo waren er naast de scheiding van de moeder meerdere wisselingen in opvoedingssituaties en verzorgsters. Voor Marika maakte dit de wereld onvoorspelbaar en daarmee ook onbetrouwbaar. Ze heeft geleerd alert te zijn op wat er gebeurt en rekening te houden met de kans dat alles straks weer anders is. Daarbij zit er nog een andere, meer verborgen boodschap in deze ervaringen: misschien ligt het wel aan Marika zelf. 'Ik ben niet lief of goed genoeg, en daardoor overkomt mij dit allemaal...' Als gevolg hiervan zien we bij kinderen als Marika vaak grote onzekerheid, de neiging alles in de gaten te houden en grote moeite zich op school of spel te kunnen concentreren. Zaken die allen door de ouders van Marika worden herkend.

Deze ouders hebben Marika in hun gezin opgenomen en haar een veilige plek geboden. Ze volgen Marika, zien waar ze behoefte aanheeft, en komen haar daar zoveel als mogelijk in tegemoet. Ze leggen geen druk om te voldoen aan de ontwikkelingslijn die bij andere kinderen wordt gezien, zij zijn van mening dat Marika haar eigen weg heeft te gaan. Tot zover gaat alles goed. Waar 't echter misgaat, is waar de ouders vragen gaan stellen. Ze doen dit met de positieve intentie Marika de boodschap te geven dat ze zelf mag meedenken en -beslissen, dat haar mening telt. De vragen die we bij deze ouders terug zien zijn dezelfde welke in menig ander gezin gehoord kunnen worden. 'Heb je tv zitten kijken?', 'Wil je een koekje?', 'Ga je even je tanden poetsen?'. Goed beschouwd zijn het vragen waarop we óf het antwoord al weten, óf waarvan we het niet zouden accepteren als het kind ontkennend zou antwoorden. We zíen dat het kind naar de tv keek, we weten dat het graag een koekje wil, en we zullen het niet accepteren als het kind de tanden niet wil poetsen.

Het kind kan zich niet meer concentreren en wordt onzeker

Laten we eens kijken welk effect de vragen van de ouders op Marika hebben. Marika is rustig aan het spelen, waarbij het belangrijk is ons te realiseren dat spel het middel is waarmee het kind de wereld, de mensen die daarin leven, en zichzelf onderzoekt en ontdekt. Het kind ontwikkelt zich voor een groot deel in en door het spel. En het liefste wat een kind doet is ongestoord spelen; dan kan het zich inleven en helemaal geven in wat het doet. De vraag van ouders ('Ben je de pop in bad aan het doen?') maakt dat Marika, die zich toch al moeilijk kan concentreren, uit haar spel wordt gehaald. Er wordt een vraag gesteld, en op een vraag hoort een antwoord gegeven te worden. De aandacht voor het spel is weg en Marika heeft die nu nodig om te reageren op de vraag van ouders.

Bij Marika zien we echter dat het stellen van een vraag nog een tweede- onbedoeld - effect heeft. Het maakt Marika onzeker. ('Mag ik de pop wel in bad doen...?') In de beleving van Marika moet de vraag van haar ouders niet alleen beantwoord worden, het antwoord moet ook tegemoet komen aan de verwachtingen van ouders. Marika zal dus niet opzoek gaan naar wat zíj zelf denkt of wil, maar naar wat ze denkt dat haar ouders willen horen. Op deze manier zien we dus dat overbodige vragen het kind uit deconcentratie halen en appelleren aan de onzekerheid.

Het is o.k. wat ik doe

Als ik dit met de ouders van Marika bespreek herkennen zij dit direct en kunnen we door met het zoeken naar alternatieven. We bespreken onder meer dat Marika het prettiger zal vinden als ouders stellend benoemen waar ze mee bezig is ('Jij doet de pop in bad. Dat zal ze leuk vinden!'). Marika wordt niet uit het spel gehaald om na te denken overeen antwoord, ze merkt bovendien dat het o.k. is wat ze doet en het laat haar ervaren dat zij door haar ouders gevolgd en gekend wordt, wat tevens een gevoel van hun beschikbaarheid geeft. Daarnaast constateren we dat de ouders juist heel goed weten wat hun dochter wil of prettig vindt. Ook dit kunnen ze op een stellende manier brengen ('Jij wilt nog wel een koekje').

Vragen die de suggestie van ruimte geven waar die eigenlijk niet aanwezig is ('Ruim je je voetbaltas even op?') kunnen ook vermeden worden door eerst stellend te benoemen wat het kind doet, en vervolgens positief voor te zeggen wat je als ouder wil. ('Je bent terug van training. Ruim je tas maar meteen op.') Als ouder neem je zo de leiding en maak je de wereld voorspelbaar, en daarmee weer wat veiliger.

Hans van der Ham

Bovenstaand artikel verscheen eerder in het blad LAVA van de Lande-lijke Vereniging Adoptieouders (www.adoptie.org)

Terug

De ouder aan het woord

"Een persoonlijke, positieve benadering. Er werd echt naar ons geluisterd en naar de situatie van Yin en ons gekeken, de adviezen waren goed toe te passen. We merkten heel snel verbetering"