Gedrag als signaal

Dit artikel verscheen eerder in de Basics 3-2022

Alles wat je aandacht geeft, groeit. Vanuit die gedachte komt het advies om ongewenst gedrag van kinderen te negeren. Het gedrag krijgt geen aandacht en dooft daarmee uit. Toch is dat lang niet altijd een goede aanpak.

Blijven trekken aan de mouw van de opvoeder. Blijven vragen om een snoepje. Alle opvoeders herkennen dit. Negeren van dit gedrag wordt nog regelmatig als opvoedadvies gegeven. Tegelijk merken veel opvoeders dat negeren niet altijd werkt. Soms neemt het gedrag zelfs juist toe. Hoe komt dit? Een kind vertoont niet zomaar lastig gedrag. Het kind heeft ergens behoefte aan en maakt dat duidelijk in zijn gedrag. Negeren van het gedrag vertaalt het kind als negeren van zijn behoefte. Hij voelt zich niet gehoord of gezien en krijgt het gevoel dat zijn behoeften er niet toe doen. Niet alleen zijn gedrag, maar ook als persoon wordt hij genegeerd.

Behoeften
Dat is natuurlijk niet de boodschap die een opvoeder wil meegeven. Bovendien kan het langdurig negeren van het gedrag van een kind ertoe leiden dat het kind stopt met het geven van de signalen. In eerste instantie lijkt dat positief. Het ongewenste gedrag is immers afgenomen. Maar het kind heeft feitelijk geleerd dat het geen zin heeft om zijn behoeften kenbaar te maken, omdat deze niet worden gezien en gehoord. Zijn opvoeders zijn er niet voor hem wanneer hij ze nodig heeft.

Valkuil
Negeren van gedrag heeft nog een valkuil. Het is namelijk erg moeilijk vol te houden, in iedere situatie, op ieder moment en bij iedere gemoedstoestand. Alle opvoeders geven wel eens toe of vermijden wel een keer een scène. Dan leert een kind dat de aanhouder wint. Een kind kan dan ervaren dat zijn opvoeders hem geen veilige grenzen kunnen bieden of niet om kunnengaan met zijn heftige emoties. Dit kan angst, onduidelijkheid en nog meer lastig gedrag als gevolg hebben. Het lastige gedrag dooft niet uit, maar neemt juist toe. Bovendien laat een kind soms gedrag zien dat een opvoeder niet kan negeren. Bijvoorbeeld als het kind zichzelf of een ander pijn doet. Maar als negeren niet de oplossing is, wat dan wel?
Veel opvoeders vrezen dat door het gedrag te benoemen dit juist toeneemt. Want: alles wat je aandacht geeft, groeit. Het gedrag zien als een signaal van het kind aan de opvoeder dat het iets nodig heeft, kan helpen om dit anders aan te pakken. Samen stil staan bij de behoefte van het kind, helpt het kind. Het gaat dan niet meer over het gedrag, maar over wat aan het gedrag ten grondslag ligt. Dan komt er een gesprek over het werkelijke probleem. Het kind zal zich gezien en gehoord voelen en sneller tot rust komen. Als de opvoeder kan zien welke behoefte achter het gedrag schuilgaat en daarop kan reageren noemen we dat sensitieve responsiviteit. De opvoeder voelt aan wat het kind nodig heeft (sensitiviteit). En de opvoeder voorziet in de behoefte van het kind (responsiviteit). Hierdoor komt het kind tot rust en kan het vertrouwen in zichzelf en in de opvoeder groeien.

Hulpvraag
Een voorbeeld: een kind blijft met een pen op de tafel tikken ondanks dat hem al gevraagd is daarmee te stoppen. Blijkbaar is het voor dit kind heel moeilijk om zijn handen stil te houden en niet te tikken. Wat maakt dat het voor dit kind moeilijk is? Is het een onrustig kind dat stilzitten sowieso lastig vindt? Is er iets spannends waardoor het kind veel onrust in zich heeft? Het probleem is mogelijk niet het tikken. Het tikken kan een signaal van het kind zijn waarmee het om hulp vraagt, bijvoorbeeld hulp bij tot rust komen. Opvoeders kunnen het kind hierbij helpen door de onrust te benoemen en samen alternatieve manieren te vinden om tot rust te komen. Dit kan door bijvoorbeeld te zeggen: 'Jij vindt het lastig om stil te zitten, laten we samen eens kijken wat er dan helpt'. Als de opvoeder weet wat het kind dwars zit, kan dat benoemd worden: 'Jij voelt je zenuwachtig voor school vandaag, dat is een naar gevoel'. Vervolgens kan de opvoeder het kind geruststellen. Het kind leert dat het een beroep kan doen op de hulp van de opvoeder. Ook het duidelijk aanvoelen en uitspreken van eigen gevoelens en grenzen, is belangrijk. Dus: 'Ik merk dat ik niet goed kan luisteren naar iets, wanneer jij met je pen tikt en dat vind ik vervelend. Stop daar maar mee.' Dit vraagt soms veel van de opvoeder.
Het achterhalen van de onderliggende behoefte van het kind is niet altijd makkelijk. Soms is het nodig de eerste reactie even in te slikken en tot tien te tellen. Dat geeft de opvoeder de rust om te onderzoeken wat het kind op dat moment nodig heeft. Dat onderzoeken vraagt soms om het opzetten van een andere bril, waarmee je anders kan gaan kijken naar gedrag. Ongewenst gedrag wordt een signaal van het kind naar de opvoeder. Als dat begrip er komt, kan het vertrouwen groeien en neemt de positieve interactie toe. Lastige kinderen worden kinderen met een vraag om opvoeding. En laat dat nou precies de taak zijn van een opvoeder!

Anneke Reijnders-van Alphen
Basic Trust Zierikzee en Goes

Terug

professional aan het woord

"In de 3-daagse training vond ik het heel prettig dat theorie en praktisch oefenen steeds afgewisseld werden, zo had ik - onderbouwd - gelijk iets in handen waar ik de volgende dag met clienten mee aan de slag kon"