Concentratieproblemen

Dit artikel verscheen eerder in de Basics 4-2006

Een veel gehoord probleem bij kinderen met minder basisvertrouwen (of gehechtheidsproblemen) is moeite met de concentratie. Moeite met taakjes thuis en in de klas, snel afgeleid zijn, alles kort en vluchtig doen of de uitleg maar half gehoord hebben zijn bekende klachten. Natuurlijk geldt dit lang niet voor alle kinderen met weinig basisvertrouwen: er zijn ook kinderen die zich juist overmatig concentreren. De mate van concentratie hangt vaak ook af van de activiteit: bij iets wat het kind leuk vindt zal het zich veel beter en gemakkelijker kunnen concentreren dan bij een taakje of activiteit dat het helemaal niet leuk of moeilijk vindt. Sommige kinderen kunnen bijvoorbeeld een hele tijd aandachtig met lego spelen of tekenen, maar kunnen op school hun aandacht niet bij de leerstof houden. De situatie waarin concentratie gevraagd wordt, is natuurlijk ook van invloed: als er veel prikkels zijn, als het druk is om het kind heen, zal het zich moeilijker concentreren. Voor kinderen met weinig basisvertrouwen is de omgeving van grote invloed, omdat ze in de gaten willen houden wat er om hen heen gebeurt en graag controle willen hebben. Wat de andere kinderen in de klas doen, hoe de juf kijkt, naar wie de juf toegaat e.d kan veel belangrijker zijn dan de sommen die hij moet maken.

Er zijn verschillende oorzaken voor concentratieproblemen. Grofweg zijn deze te verdelen in:

  • Stoornissen in aanleg, neurologische problemen of problemen in de informatieverwerking. ADHD bijvoorbeeld kan oorzaak zijn van concentratieproblemen. Ook gebruik van alcohol en drugs tijdens de zwangerschap benadeelt in veel gevallen de ontwikkeling van de hersenen van het ongeboren kind. Een dergelijk kind staat open voor alle prikkels die op hem afkomen, kan moeilijk hoofd en bijzaken van elkaar onderscheiden, en/of kan zintuiglijke waarnemingen niet goed coördineren en heeft daardoor moeite met de concentratie. Lichamelijke klachten en pijn beïnvloeden eveneens de concentratie.

  • Weinig basisvertrouwen. Psychische of emotionele problemen. Een kind dat angstig is, zal zich niet goed kunnen concentreren. Het in de gaten houden van de omgeving is dan veel belangrijker. Gevoelens van angst en onzekerheid veroorzaken ook innerlijke onrust, die zich vaak uit in lichamelijke onrust en spanning. Een kind dat weinig basisvertrouwen heeft kan geblokkeerd worden door de angst het niet goed (genoeg) te doen. Het kan zich dan beveiligen door maar niet aan de taak te beginnen of heel weinig te doen. Sommige kinderen concentreren zich juist te veel en zijn te ingespannen bezig, waardoor ze zich onvoldoende ontspannen en te veel van zichzelf vergen. Een kind dat boos is of verdrietig of bijvoorbeeld veel piekert zal zich minder kunnen concentreren op taken die van hem verwacht worden, en die in zijn ogen op dat moment veel minder belangrijk zijn dan de gevoelens die hem bezig houden.

  • Factoren in de omgeving, opvoeding. Te veel prikkels door een te drukke omgeving, of spanning in de omgeving, bijvoorbeeld door onenigheid tussen de ouders, of onduidelijkheid over wat de bedoeling is of wat er van je verwacht wordt hebben een negatieve invloed op de concentratie.

Echter lang niet altijd is duidelijk wat de oorzaak is van de concentratieproblemen. Vaak neemt de concentratie toe als het basisvertrouwen sterker wordt. Nogal eens blijkt na een periode van begeleiding door Basic Trust dat het kind in tegenstelling tot wat eerder gedacht werd geen ADHD heeft, maar dat de onrust een gevolg was van andere factoren (zie boven). Soms is het ook lastig vast te stellen of concentratieproblemen gevolg of oorzaak zijn van andere problemen zoals bijvoorbeeld leerproblemen, geheugenproblemen of gedragsproblemen. Soms is diagnostisch onderzoek nodig om meer duidelijkheid te krijgen over oorzaak en mogelijkheden tot behandeling.

Wij raden eerst aan om te onderzoeken wat er gebeurt als het basisvertrouwen versterkt wordt. Daarvoor adviseren we in ieder geval om veel te benoemen en veel ontvangstbevestiging te geven, zodat het kind zich gehoord, gezien en begrepen voelt. Daardoor kan het kind de angst en dus ook de controle los gaan laten. U kunt bijvoorbeeld emoties benoemen. Benoemen als u ziet dat uw kind het moeilijk heeft kan de spanning verminderen. Van belang is duidelijkheid te bieden, voorspelbaar te zijn, rust te creëren en te begrenzen. Nadruk op het bezig zijn in plaats van op de prestatie kan eveneens ontspanning bieden.

Voorspelbaarheid kunt u bieden door een vast dagprogramma en visuele ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van pictogrammen, een kalender of weekoverzicht. Samenwerking tussen beide ouders onderling en tussen ouders en school om zoveel mogelijk eenzelfde aanpak te hebben geeft ook duidelijkheid. Voldoende beweging en bewegen na een inspanning, of na een spanningsmoment geeft de mogelijkheid tot ontlading. Spierarbeid (kracht) laten gebruiken helpt de concentratie te vergroten. Regelmatig eten en drinken is nodig om de bloedsuikerspiegel stabiel te houden, wat weer nodig is om de hersenen van voldoende brandstof te voorzien. Nogal wat kinderen worden druk of kunnen zich moeilijk concentreren vóór de maaltijd. Suikerrijke voeding bijvoorbeeld snoep geeft weliswaar even een hoge bloedsuikerspiegel, maar die zakt snel daarna weer in, waardoor er te grote schommelingen ontstaan. Bij kinderen met ADHD of een stoornis in de informatieverwerking kan medicatie uitkomst bieden. Bekend zijn de positieve effecten van Ritalin en Concerta. Er zijn ook kinderen die baat blijken te hebben bij visolie of (combinaties van) bepaalde vitaminen of een aangepast dieet.

Rita Kobussen

Terug

professional aan het woord

"Toen Basic Trust ook bij de behandeling betrokken raakte, leverde dat veel op. De interventies leken heel simpel maar waren blijkbaar toch nodig om verder te komen."