Angsten: normale kinderangsten of tekort aan basisvertrouwen?

Dit artikel is verschenen in de Basics 1-2012

In het leventje van een kind zijn veel uitdagingen, en voor u als ouders dus ook. Het is mooi om te zien dat uw kind zich ontwikkelt. Maar soms voeren onzekerheden de boventoon, zowel bij het kind als bij de ouders. Want wat betekent het als uw kind opziet tegen het aanleren van vaardigheden, als niets helpt, het kind bang blijft en beslist weigert aan iets nieuws te beginnen?

Als een - natte - koalabeer vastgeklemd

Vertwijfelde ouders vertelden me enige tijdgeleden over hun ervaringen met hun kind op zwemles. Zij hadden gekozen voor privézwemles in de hoop dat dit bij zou dragen aan meer plezier en zelfvertrouwen tijdens de zwemles. Zoonlief leek echter vastbesloten om zich als een - natte - koalabeer aan zijn vader vast te blijven klemmen, terwijl moeder vanaf de kant de tijd van deze duurbetaalde privé zwemles voorbij zag tikken. Ondertussen leek de badjuffrouw het spektakel met opgetrokken wenkbrauwen en groeiende afkeuring te bekijken. Een andere uitdaging is het moment waarop de zijwieltjes van het kinderfietsje kunnen worden gedemonteerd. Als uw kind links en rechts wordt ingehaald door onbevangen kleuters die zich vrij en vrolijk voortbewegen op fietsjes zonder zijwielen, wordt het lastige dilemma van 'niet overvragen' versus 'stimuleren' actueel.

Angst is nuttig

Angst is op zich een nuttig alarm wanneergevaar dreigt. Als de zintuigen deze signalen van gevaar opvangen, reageert het brein met een standaardstressreactie: vechten, vluchten of bevriezen. Vaak komt het niet letterlijk tot vechten of vluchten, maar het alarmsignaal, het lichamelijk ervaren van de angst wordt duidelijk gevoeld. Elk kind ervaart angsten tijdens zijn ontwikkeling. Het is zelfs een ontwikkelingstaak om te leren angst te verdragen en te duiden en de waarschuwende waarde van angst te leren kennen. Vroegkinderlijke angstreacties zijn instinctief, zonder dat een kind besef heeft van wat er aan de hand is. Lichamelijke angstreacties van baby's treden bijvoorbeeld op bij confrontatie met harde geluiden, plotselinge bewegingen en lichtflitsen. Rondom de leeftijd van acht maanden is bij vrijwel alle kinderen in gezonde omstandigheden sprake van scheidingsangst. Voorwaarde voor het kunnen voelen van deze angst is het onderscheid kunnen maken tussen vertrouwde en niet-vertrouwde mensen. Rondom de kleuterleeftijd ontstaan angsten bij bedreigingen van het 'ik', bijvoorbeeld paniekgevoelens als het kind zich verwondt of angsten voor bedreigingen door monsters of fantasiefiguren. Aan het einde van de kleuterleeftijd is er meer realiteitsbesef en krijgt het kind meer oog voor de werkelijkheid. De werkelijkheid is echter ook weer een potentiële bron van angst: de wereld is ingewikkeld en onoverzichtelijk en het kind kan bang zijn dat hij zich alleen staande moet houden. Ondanks dat alle kinderen kinderangsten doormaken, is er een grootverschil in de mate van de ervaren angst. Dit wordt verklaard door onder meer temperamentverschillen, een meer of minder levendige fantasie, het al dan niet ervaren van controle op angstgevoelens ende persoonlijke copingstijl: dat wat het kind zelf doet om met grote en kleine stressvolle gebeurtenissen om te gaan.

Angst en basisvertrouwen

Wat invloed heeft op alle vormen van ontwikkeling is het aanwezig zijn van voldoende basisvertrouwen. Heeft het kind voldoende vertrouwen in zichzelf en vertrouwen in het recht er te mogen zijn zoals hij is? Heeft het kind voldoende vertrouwen in de personen waaraan hij zich gehecht heeft? Gehechtheid kan worden opgevat als een systeem dat kinderen in staat stelt om alledaagse stress te reguleren. Als een kind echter onvoldoende basisvertrouwen heeft kan dit een bedreiging vormen bij de ontwikkeling van de stressregulatie. De wereld is dan al snel een onveilige plek waar allerlei bedreigingen op de loer liggen. De risico's en gevaren worden overschat, de mate waarin het kind ervaart in staat te zijn om bedreigingen te lijf te gaan, worden door het kind onderschat. Wanneer ouders afgestemd zijn op hun kind, en het kind deze afstemming kan verdragen en accepteren, ervaart het kind de ouders als een veilige haven en een stevige basis. Het kind durft te exploreren. Exploreren is nodig voor de ontwikkeling: als hij de wereld durft te ontdekken leert hij zichzelf kennen. Hij heeft mogelijkheden om met frustraties om te leren gaan en doet succeservaringen op. Hij kan dit allemaal leren omdat hij weet dat zijn ouders hem zien, op hem letten. Het kind heeft er vertrouwen in dat zijn ouders hem zullen beschermen, hem zullen troosten als dat nodig is en hem helpen om de wereld te begrijpen. Het zou dus kunnen zijn dat uw angstige kind om wat voor reden dan ook minder basisvertrouwen heeft ontwikkeld. Voor een kind met minder basisvertrouwen ziet het leven er anders uit. De stevige basis en de veilige haven die ouders bieden worden niet als zodanig door hem (h)erkend. Dit kan tot uiting komen in 'geen angst zien': het kind trekt er te veel - en ogenschijnlijk zonder angst en zonder iemand nodig te hebben - op uit. Of het kind wordt juist onzeker van de uitdagingen van het leven en vraagt overmatig om troost en bescherming. Dit resulteert in niet durven exploreren, vastklampen en angst voor nieuwe uitdagingen. Dit laatste komt overeen met wat u ziet als uw kind zich wanhopig verzet tegen zaken als zwemles of fietsen of datgene wat gezien wordt als 'eng'.

Creëren van een 'landingsbaan'

Hoe kunt u uw kind helpen als hij meer gevaar ziet dan nodig is en te weinig vertrouwen heeft in zichzelf of u om staande te blijven? Om te beginnen is het goed dat u zich (nogmaals) realiseert dat uw kind minder basisvertrouwen heeft dan veel andere kinderen en dat dit weer invloed heeft op de mate waarin hij in staat is om stress te reguleren. Uw kind heeft het meer dan veel andere kinderen nodig om door u meer expliciet gezien en gehoord te worden. U doet er goed aan om de lat niet te hoog te leggen: overschat uw kind niet. Mogelijk moet u uw eigen maatstaven wat aanpassen en moet u er rekening mee houden dat uw kind sommige vaardigheden veel later onder de knie zal krijgen dan andere kinderen. Probeer uw kind zoveel als mogelijk te volgen met benoemingen van gedrag, maar zeker ook door benoemingen van het gevoel dat u vermoedt bij uw kind. Door het benoemen van het gevoel geeft u uw kind woorden voor emoties waar het zelf mogelijk nog niet veel raad mee weet. Voorkom dat u iets gaat roepen als 'maar het is helemaal niet eng!'. Want dat is waarschijnlijk niet de werkelijkheid van uw kind. Die vindt het namelijk wel eng. De boodschap die u uit kunt dragen is: 'Jij vindt het moeilijk, je denkt dat je het niet kan. Ik denk dat je het wel kan en ik blijf bij jou'. Door het gedrag en de emoties van uw kind te blijven benoemen creëert u als het ware een 'landingsbaan' die uw kind nodig heeft om de veilige haven en de stevige basis die u te bieden heeft, te leren zien en waarderen. En dat heeft uw kind weer nodig om op een veilige en prettige manier de wereld - met al haar uitdagingen - te durven ontdekken.

Renée Uittenbogaard

Terug

professional aan het woord

"Toen Basic Trust ook bij de behandeling betrokken raakte, leverde dat veel op. De interventies leken heel simpel maar waren blijkbaar toch nodig om verder te komen."